Circusmuseum wil met deze site cultureel erfgoed inzake het circus ontsluiten. Onderstaande historische afbeeldingen bevatten verouderd taalgebruik. De manier waarop mensen worden afgebeeld kan als aanstootgevend worden ervaren. Het is echter niet de bedoeling door deze ontsluiting wie dan ook te kwetsen.
Tekst geschreven door Parveen Kanhai
Mensvertoningen in de Circuscollecties (1887-1957).
In de periode 1875-1940 was het vertonen van mensen uit Afrika, Azië en de Amerika’s een belangrijk element in de massacultuur. De bloei van deze amusementsvorm viel samen met het modern imperialisme. Affiches en foto’s van volkerenshows geven de toenmalige Europese ideeënwereld over buiten-Europese culturen weer.
Mensvertoningen werden zowel door overheden als particulieren georganiseerd. Materiaal in de Circuscollecties omvat de periode 1887-1957( TEY0010002551, C08546.000, TEY001015881) en is gerelateerd aan Duitse ondernemers. Zij doorkruisten West- en Oost Europa en hielden vertoningen in evenementenhallen en dierentuinen.
De biljetten, briefkaarten en foto’s weerspiegelen de blik van de Europese organisatoren, terwijl het perspectief van de mensen die werden vertoond ontbreekt. Deelnemers werden op verschillende manieren gerekruteerd, gepresenteerd en behandeld. Dit varieert van dwang en uitbuiting tot groepen die de vertoning mede vormgaven. Ontsnapping aan armoede of sociale marginalisering konden een reden zijn om deel te nemen aan de maandenlange tournees.
Raciale hiërarchie
Wetenschappers werkten samen met Duitse organisatoren om kennis te vergaren over wereldwijde culturen. Lichaamsdelen van deelnemers werden opgemeten, hun huidskleur en haarstructuur vastgesteld aan de hand van gedetailleerde schema’s. De metingen en antropologische foto’s vormden nog tientallen jaren een bron voor onderzoek.
De lichaamsmetingen droegen bij aan een constructie van menselijke rassen, waarbinnen de westerse mens het hoogtepunt van ontwikkeling vormde. Bleven de evolutionaire rassentheorieën aanvankelijk beperkt tot een wetenschappelijk publiek, de door miljoenen mensen bezochte etnische shows verankerden denkbeelden over raciale superioriteit en inferioriteit.
Dierenhandel
De firma Hagenbeck was de grootste commerciële organisator, met zeventig volkerenshows tussen 1875 en 1931. Het was eveneens de grootste dierenhandelaar ter wereld. De eerste vertoningen georganiseerd door Carl Hagenbeck (1844-1913)( TEY001015893) toonden hoe Sámi uit Lapland leefden met rendieren en zeehonden vingen. Het was een onmiddellijk succes en groepen Sámi kwamen meermaals naar Europa.(TEY0010003416, TEY0010002576, TEY0010003354).
TEY0010002322. Adolph Friedländer, leeuw op rug dromedaris (1883). Tegen het einde van van de negentiende eeuw maakten nummers met wilde dieren bijna de helft uit van het programma.
Somalisch monopolie
De Europese exploratie van Noordoost-Afrika maakte de groei van Hagenbecks dierenhandel mogelijk. Expedities legden hier uitgestrekte vlaktes bloot, waar wilde dieren intensief bejaagd konden worden. De firma veranderde het landschap blijvend door de vangst van duizenden giraffes, antilopen, luipaarden en leeuwen.
Hagenbecks agenten werkten met Somalische jagers, ook zij werden geworven voor de vertoningen in Duitsland. Op de affiches werden Somaliërs vrijwel altijd samen met dieren afgebeeld, als een ‘natuurvolk’ op verre afstand van het moderne en geïndustrialiseerde Europa. (TEY0010000012, TEY0010000014, TEY0010000031, TEY0010002681).
TEY001015856. Somaliërs in Hagenbecks dierentuin in Stellingen (1929).
Niettemin gaven de Somaliërs de vertoningen mede vorm. Hersi Egeh Gorseh wierf leden van zijn gemeenschap en trainde hen in de opgevoerde dans- en gevechtsscènes. Bovendien monopoliseerde Gorseh de shows met een Noordoost-Afrikaans thema, door de klederdracht, liederen en dansen van naburige bevolkingsgroepen over te nemen. De Somaliërs waren dan ook te zien als Abessijnen en Eritreeërs. Gorseh was actief tussen 1885 en 1929, in het laatste jaar deed zijn groep Nederland aan (TEY001008817 t/m TEY001008819, TEY001008796, TEY001008798). Tijdens het verblijf in Scheveningen verdronken twee groepsleden.
Marginalisering
De Sudanese opstand belemmerde de dierhandel in Noordoost-Afrika, waardoor Hagenbeck het jachtterrein verlegde naar Sri Lanka. Hiermee wilde het bedrijf voldoen aan de behoefte aan olifanten van Amerikaanse circussen.
John Hagenbeck (1866–1940) vestigde zich in Ceylon, waar hij plantages ging beheren. De opbrengst van zijn theeplantages werd in Duitsland verkocht als ‘Hagenbeck’s Ceylon Thee’. (TEY0010002845). Hij organiseerde grootschalige spektakels met Indiërs en Sri Lankanen, die tussen 1902 en 1909 in Nederland te zien waren (TEYE1014541 t/m TEYE001014554, TEY001014511 t/m TEY001014518, TEY001014519 t/m TEY001014528).
TEY001014525. Danseressen uit Zuid-India (1902).
Hagenbeck rekruteerde in Zuid-India dierentemmers, acrobaten en magiërs, waarmee hij Oosterse fantasieën tot leven bracht. Op publicitair materiaal werden bayadères, danseressen, afgebeeld (TEY0010000098, TEY0010001959). Hagenbeck speelde in op een lange fascinatie voor de vrouwen. Goethe dichtte over Der Gott und die Bajadere (1797) en ze vervulde een hoofdrol in romantische balletten, waar ze werd geportretteerd als een onderdanig wezen. Echter, in pre-koloniaal India waren danseressen verbonden aan hoven en tempels en genoten zij respect vanwege hun artistieke vorming.
De uitbreiding van het Brits koloniaal bestuur, waarbij lokale vorstendommen werden geannexeerd, betekende het einde voor de patronage van de kunsten. De bestaanswijze van de danseressen ging langzaam verloren. Mogelijk boden de volkerenshows een tijdelijke uitweg aan een onvermijdelijke marginalisering.
Wild West Shows
Duitsland was een koloniaal rijk van 1884 tot 1919. Voor en na deze periode heerste in de Duitse samenleving ‘koloniale koorts’. Dit kwam onder meer tot uiting in de gevoelde verbondenheid met de oorspronkelijke bewoners van Amerika. Naast bewondering voor hun verzet tegen de kolonisatie van de westelijke Verenigde Staten, leefde in Duitsland de overtuiging dat het zelf zou optreden als een goedaardige kolonisator.
De Europese tournees van Buffalo Bill’s Wild West Shows (1897-1906 ) brachten overal massa’s op de been (TEY001014145, TEY001014146, TEY001015480 t/m TEY001015495). Hagenbecks kopie met veertig Lakotas (1910) trok meer dan een miljoen bezoekers (TEY0010002264, TEY0010002978). Op de golven van het succes bracht Circus Sarrasani in 1913 een groep naar Duitsland (TEY0010003391) en groeide na de Eerste Wereldoorlog uit tot de grootse Europese werkgever van Lakotas.
TEY001015907. Samuel Lone Bear (links) en Mark Spider (rechts). Lone Bear begon in 1894 voor Buffalo Bill en maakte acht Europese tournees. De foto is genomen aan boord van het stoomschip Westphalia (1928).
De Lakotas werden geworven in het reservaat Pine Ridge (TEY001015905 t/m TEY001015907, TEY001014324). De Amerikaanse assimilatiepolitiek hield een gedwongen migratie naar het reservaat in, waar zij moesten overschakelen op een bestaan als landbouwers en hun religieuze uitingen en tradities verboden waren. Het verblijf in Europa bood een salaris en aanvankelijk een podium om zowel hun tradities als lot met de wereld te delen.
Voor meer informatie:
Hanke, Sabine. 2020. National identity and cultural difference in the British and German circus, 1920-1945 (Dissertatie, Universiteit van Sheffield).
Rothfels, Nigel. 2002. Savages and beasts.The birth of the modern zoo (Baltimore; London: The Johns Hopkins University Press).
Thode-Arora, Hilke. 1989. Für fünfzig Pfennig um die Welt: die Hagenbeckschen Völkerschauen (Frankfurt ; New York: Campus Verlag).